• im·mo·bi·li·seert
vervoeging van
immobiliseren

immobiliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immobiliseren
    • Jij immobiliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immobiliseren
    • Hij immobiliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van immobiliseren
    • Immobiliseert!