immobiliseer
- im·mo·bi·li·seer
vervoeging van |
---|
immobiliseren |
immobiliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immobiliseren
- Ik immobiliseer.
- gebiedende wijs van immobiliseren
- Immobiliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van immobiliseren
- Immobiliseer je?
- Het woord immobiliseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.