ijzelen/vervoeging
vervoeging van het werkwoord ijzelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
het | ijzelt | het | ijzelde | het | zal ijzelen | ||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ijzelend | hebben geijzeld | ijzele |