ijshockeyden
- ijs·hoc·key·den
vervoeging van |
---|
ijshockeyen |
ijshockeyden
- meervoud verleden tijd van ijshockeyen
- Wij ijshockeyden.
- Jullie ijshockeyden.
- Zij ijshockeyden.
- Wij ijshockeyden.
- Het woord ijshockeyden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.