Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hups·te

Bijvoeglijk naamwoord

hupste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van hups

Werkwoord

vervoeging van
hupsen

hupste

  1. enkelvoud verleden tijd van hupsen
    • Ik hupste. 
    • Jij hupste. 
    • Hij, zij, het hupste.