hou thuis
- hou thuis
vervoeging van |
---|
thuishouden |
hou (...) thuis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishouden
- Ik hou thuis.
- gebiedende wijs van thuishouden
- Hou thuis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishouden
- Hou je thuis?
- Het woord hou thuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.