hossel
- hos·sel
vervoeging van |
---|
hosselen |
hossel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hosselen
- Ik hossel.
- gebiedende wijs van hosselen
- Hossel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hosselen
- Hossel je?
- Het woord hossel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hossel" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be