• hos·sel
vervoeging van
hosselen

hossel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hosselen
    • Ik hossel. 
  2. gebiedende wijs van hosselen
    • Hossel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hosselen
    • Hossel je? 
43 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be