hospitaliseert
- hos·pi·ta·li·seert
vervoeging van |
---|
hospitaliseren |
hospitaliseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hospitaliseren
- Jij hospitaliseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hospitaliseren
- Hij hospitaliseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hospitaliseren
- Hospitaliseert!
- Het woord hospitaliseert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.