hoogstens
- hoog·stens
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘bijwoord: op zijn hoogst, meest’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1802 [1]
hoogstens
- op zijn meest
- Hij wilde hoogstens vijftig euro betalen voor die tweedehands fiets
- ▸ De winst voor een aannemer kon in zo'n project hoogstens matig worden.[2]
- Het woord hoogstens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoogstens" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "hoogstens" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be