enkelvoud meervoud
holiday holidays

holiday

  1. feestdag
  2. vakantiedag
  3. vakantie
  • [3]: on holiday
met vakantie / op vakantie
Whilst on holiday in Sydney Australia Jim was taken ill and passed away peacefully on 28 feb 2011.
Terwijl op vakantie in Sydney Australië werd Jim ziek en overleed vredig op 28 feb 2011.