• hief
vervoeging van
heffen

hief

  1. enkelvoud verleden tijd van heffen
    • Ik hief. 
    • Jij hief. 
    • Hij, zij, het hief. 
     Hij hief zijn wijs- en middelvingers in het vredesteken en vertrok zuidwaarts, de donkere ochtend in.[1]
55 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be