Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·werk·te

Bijvoeglijk naamwoord

herwerkte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van herwerkt

Werkwoord

vervoeging van
herwerken

herwerkte

  1. enkelvoud verleden tijd van herwerken
    • Ik herwerkte. 
    • Jij herwerkte. 
    • Hij, zij, het herwerkte. 
  2. verbogen vorm van herwerkt, voltooid deelwoord van herwerken

Gangbaarheid