heruitzonden
- her·uit·zon·den
vervoeging van |
---|
heruitzenden |
heruitzonden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van heruitzenden
- ...dat wij heruitzonden.
- ...dat jullie heruitzonden.
- ...dat zij heruitzonden.
- ...dat wij heruitzonden.
vervoeging van |
---|
heruitzenden |
heruitzonden