• her·trouw·de
vervoeging van
hertrouwen

hertrouwde

  1. enkelvoud verleden tijd van hertrouwen
    • Ik hertrouwde. 
    • Jij hertrouwde. 
    • Hij, zij, het hertrouwde. 
  2. verbogen vorm van hertrouwd, voltooid deelwoord van hertrouwen