hertel
- her·tel
vervoeging van |
---|
hertellen |
hertel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hertellen
- Ik hertel.
- gebiedende wijs van hertellen
- Hertel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hertellen
- Hertel je?
- Het woord hertel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.