herroept
- her·roept
vervoeging van |
---|
herroepen |
herroept
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herroepen
- Jij herroept.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herroepen
- Hij herroept.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van herroepen
- Herroept!
- Het woord herroept staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.