Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·co·deer

Werkwoord

vervoeging van
hercoderen

hercodeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hercoderen
    • Ik hercodeer. 
  2. gebiedende wijs van hercoderen
    • Hercodeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hercoderen
    • Hercodeer je? 

Gangbaarheid