Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·co·de·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

hercoderen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hercoderen
hercodeerde
gehercodeerd
zwak -d volledig
  1. opnieuw van een code voorzien
     Met zo'n gekopieerde badge kan je evenveel als met de originele, zolang de eigenaar van de originele niets opmerkt. Denk aan een verloren portefeuille. Iedereen denkt aan de bankkaarten, maar wat met de badge van je werkgever of garagepoort? "Je laat beter je kaart hercoderen of vervangen door een nieuwe."[1]
  2. opnieuw versleutelen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Duizenden toegangsbadges niet beveiligd: kunnen in een vingerknip gekopiëerd worden” (2 mei 2019), De Morgen