herbebos
- her·be·bos
vervoeging van |
---|
herbebossen |
herbebos
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbebossen
- Ik herbebos.
- gebiedende wijs van herbebossen
- Herbebos!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbebossen
- Herbebos je?
- Het woord herbebos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.