Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heen·voer·de

Werkwoord

vervoeging van
heenvoeren

heenvoerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van heenvoeren
    • ... dat ik heenvoerde. 
    • ... dat jij heenvoerde. 
    • ... dat hij, zij, het heenvoerde. 

Gangbaarheid