Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heen·gaat

Werkwoord

vervoeging van
heengaan

heengaat

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heengaan
    • ... dat jij heengaat. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heengaan
    • ... dat hij heengaat.