• har·puist
vervoeging van
harpuizen

harpuist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harpuizen
    • Jij harpuist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harpuizen
    • Hij harpuist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van harpuizen
    • Harpuist!