Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·rent
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van haar

Bijwoord

harent [1]

  1. (verouderd) te harent: bij haar, bij haar thuis
  2. (verouderd) ten harent: bij haar, bij haar thuis
Verwante begrippen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
13 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen