handloze
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hand·lo·ze
Woordherkomst en -opbouw
- handloos met de uitgang -e
Bijvoeglijk naamwoord
handloze
- verbogen vorm van de stellende trap van handloos
- lets van die sfeer moet zijn blijven leven in de gedachten van de jongen Marcel, geboren met een handloze arm en daarom door enkele dorpsbewoners geschuwd. [1]