• ham·na
Naar frequentie zeldzaam

hamna

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne

hamna

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne

hamna

  1. voltooid (verleden) deelwoord van hamne

hamna

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van hamn


  • ham·na

hamna

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast hamne, zie aldaar

hamna

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamna

hamna

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamna

hamna

  1. voltooid (verleden) deelwoord van hamna

hamna

  1. gebiedende wijs van hamna

hamna

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne

hamna

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne

hamna

  1. voltooid (verleden) deelwoord van hamne

hamna

  1. gebiedende wijs van hamne

hamna

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van hamn