hamna
- ham·na
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
hamna
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne
hamna
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne
hamna
- voltooid (verleden) deelwoord van hamne
hamna
- nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van hamn
- ham·na
hamna
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast hamne, zie aldaar
hamna
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamna
hamna
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamna
hamna
- voltooid (verleden) deelwoord van hamna
hamna
- gebiedende wijs van hamna
hamna
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne
hamna
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hamne
hamna
- voltooid (verleden) deelwoord van hamne
hamna
- gebiedende wijs van hamne
hamna
- nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van hamn