Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·mert

Werkwoord

vervoeging van
hameren

hamert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hameren
    • Jij hamert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hameren
    • Hij hamert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hameren
    • Hamert!