hagelen/vervoeging
vervoeging van het werkwoord hagelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
het | hagelt | het | hagelde | het | zal hagelen | ||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
hagelend | heeft gehageld | (hagel) | hagele |