Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grom·melt

Werkwoord

vervoeging van
grommelen

grommelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grommelen
    • Jij grommelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grommelen
    • Hij grommelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grommelen
    • Grommelt!