groeperinkje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- groe·pe·rin·kje
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van groepering met het achtervoegsel -kje
Zelfstandig naamwoord
het groeperinkje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord groepering