groeide door
- groei·de door
vervoeging van |
---|
doorgroeien |
groeide door
- enkelvoud verleden tijd van doorgroeien
- Ik groeide door.
- Jij groeide door.
- Hij, zij, het groeide door.
- Ik groeide door.
- Het woord groeide door staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.