große
- gro·ße
große
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van groß
große
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van groß
große
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van groß
große
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van groß
große
- bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van groß
große
- bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van groß
große
- bepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van groß
große
- bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van groß
große
- bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van groß
große
- onbepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van groß
große
- onbepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van groß