grijsdraaide
- grijs·draai·de
vervoeging van |
---|
grijsdraaien |
grijsdraaide
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van grijsdraaien
- ... dat ik grijsdraaide.
- ... dat jij grijsdraaide.
- ... dat hij, zij, het grijsdraaide.
- ... dat ik grijsdraaide.
- Het woord grijsdraaide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.