graviteer
- gra·vi·teer
vervoeging van |
---|
graviteren |
graviteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van graviteren
- Ik graviteer.
- gebiedende wijs van graviteren
- Graviteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van graviteren
- Graviteer je?
- Het woord graviteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.