graveer
- gra·veer
vervoeging van |
---|
graveren |
graveer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van graveren
- Ik graveer.
- gebiedende wijs van graveren
- Graveer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van graveren
- Graveer je?
- Het woord graveer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.