gradueer
- gra·du·eer
vervoeging van |
---|
gradueren |
gradueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gradueren
- Ik gradueer.
- gebiedende wijs van gradueren
- Gradueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gradueren
- Gradueer je?
- Het woord gradueer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.