• gons
vervoeging van
gonzen

gons

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gonzen
    • Ik gons. 
  2. gebiedende wijs van gonzen
    • Gons! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gonzen
    • Gons je? 
78 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be