gons
- gons
vervoeging van |
---|
gonzen |
gons
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gonzen
- Ik gons.
- gebiedende wijs van gonzen
- Gons!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gonzen
- Gons je?
- Het woord gons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gons" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be