glorieer
- glo·ri·eer
vervoeging van |
---|
gloriëren |
glorieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gloriëren
- Ik glorieer.
- gebiedende wijs van gloriëren
- Glorieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gloriëren
- Glorieer je?
- Het woord glorieer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.