glom
- glom
vervoeging van |
---|
glimmen |
glom
- enkelvoud verleden tijd van glimmen
- Ik glom.
- Jij glom.
- Hij, zij, het glom.
- Ik glom.
- Het woord glom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glom" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be