Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glijd

Werkwoord

vervoeging van
glijden

glijd

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glijden
    • Ik glijd. 
  2. gebiedende wijs van glijden
    • Glijd! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glijden
    • Glijd je?