glariede
- gla·rie·de
vervoeging van |
---|
glariën |
glariede
- enkelvoud verleden tijd van glariën
- Ik glariede.
- Jij glariede.
- Hij, zij, het glariede.
- Ik glariede.
- Het woord glariede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
glariën |
glariede