Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·valt

Werkwoord

vervoeging van
gevallen

gevalt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevallen
    • Jij gevalt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevallen
    • Hij gevalt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gevallen
    • Gevalt!