Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·troos·te

Bijvoeglijk naamwoord

getrooste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van getroost

Werkwoord

vervoeging van: troosten…
verbogen vorm: getroostee

getrooste

  1. verbogen vorm van getroost, voltooid deelwoord van troosten

Gangbaarheid