geschiedde
- Geluid: geschiedde (hulp, bestand)
- ge·schied·de
vervoeging van |
---|
geschieden |
geschiedde
- enkelvoud verleden tijd van geschieden
- Ik geschiedde.
- Jij geschiedde.
- Hij, zij, het geschiedde.
- Ik geschiedde.
- Het woord geschiedde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.