geschieden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: geschieden (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈsxidə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /χəˈsχidə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈsxidə(n)/
Woordafbreking
- ge·schie·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gebeuren’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- afgeleid van het Middelnederlandse scien met het voorvoegsel ge- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
geschieden |
geschiedde |
geschied |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
geschieden [3]
- ergatief werkelijkheid worden
- Wat er ook geschiedt, we blijven bij elkaar.
- Dit deel van de Bijbel beschrijft de wonderen die geschiedden in deze dagen.
Opmerkingen
- Het werkwoord komt vrijwel alleen in de derde persoon enkel- en meervoud voor.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
|
Anagrammen
Vertalingen
1. werkelijkheid worden
Gangbaarheid
- Het woord geschieden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geschieden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "geschieden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geschieden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be