• ge·reed·zet·te
vervoeging van
gereedzetten

gereedzette

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van gereedzetten
    • ... dat ik gereedzette. 
    • ... dat jij gereedzette. 
    • ... dat hij, zij, het gereedzette. 
vervoeging van
gereedzetten

gereedzette

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van gereedzetten
    • ... dat men gereedzette.