Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·pla·fon·neer·de

Bijvoeglijk naamwoord

geplafonneerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van geplafonneerd

Werkwoord

vervoeging van: plafonneren…
verbogen vorm: geplafonneerdee

geplafonneerde

  1. verbogen vorm van geplafonneerd, voltooid deelwoord van plafonneren

Gangbaarheid