geneest
- ge·neest
vervoeging van |
---|
genezen |
geneest
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genezen
- Jij geneest.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genezen
- Hij geneest.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van genezen
- Geneest!
- Het woord geneest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.