geilbekte
- geil·bek·te
vervoeging van |
---|
geilbekken |
geilbekte
- enkelvoud verleden tijd van geilbekken
- Ik geilbekte.
- Jij geilbekte.
- Hij, zij, het geilbekte.
- Ik geilbekte.
- Het woord geilbekte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.