gedijden
- ge·dij·den
vervoeging van |
---|
gedijen |
gedijden
- meervoud verleden tijd van gedijen
- Wij gedijden.
- Jullie gedijden.
- Zij gedijden.
- Wij gedijden.
- Het woord gedijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
gedijen |
gedijden