gedeisders
- Geluid: gedeisders (hulp, bestand)
- ge·deis·ders
gedeisders
- partitief van de vergrotende trap van gedeisd
- Hij was altijd vol bravoure geweest, maar nadat zijn maat was opgepakt sloop er toch iets gedeisders in zijn manier van werken.
- Het woord gedeisders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.